We tekenen het jaar 1555. De toenmalige 17 Nederlandse Gewesten vormen onderdeel van een groot Europees rijk met de koning van Spanje als wettig gezag. In dat jaar neemt de nieuwe koning Filips II het stokje over van zijn vader keizer Karel V en wordt zo ook Heer der Nederlanden. Deze Filips II is niet zo geliefd als zijn vader. Hoe kan dat ook als deze heerser zowel het bestuur van de Staten Generaal steeds meer naar Madrid verschuift, de belastingen verhoogt en daar bovenop, als streng Katholiek, ook nog de nieuwe Protestante godsdienst, die op dat moment steeds meer aanhangers krijgt, met harde hand de kop in probeert te drukken. Simpel protesteren helpt niet en ook smeekbeden richting Landvoogd en koning hebben geen effect. En na een nog hardere repressie na de Beeldenstorm in 1566 breekt uiteindelijk de opstand uit. De Nederlandse Opstand, ook wel genoemd de Tachtigjarige Oorlog, zal ons land van 1568 tot 1648 in zijn greep houden.
Wie tegen wie?
Een paar jaar na het begin van de Opstand proberen de Spaanse Troepen de oproer in veel steden van de 17 Gewesten onder controle te krijgen. En dat gaat met harde hand zoals in Zutphen, Naarden, Haarlem en Alkmaar. De volgende stad die belegerd wordt, is Leiden en de aanvoerder van de Nederlandse Opstand, Willem van Oranje, wil Leiden te hulp schieten. Hij vraagt zijn twee broers, de graven Lodewijk en Hendrik van Nassau, vanuit Dillenburg met een huurlingenleger op te trekken naar Leiden om deze stad te ontzetten.
En wat er verder gebeurde?
Ga naar 13 april 1574 en 14 april 1574.